(vervolg)
Het verval van het taalgevoel en het taalverstand bonkt hoekig
door, arm in arm met veel stampende housemuziek. Monotone electronische
nep-contrabassen dreunen en beuken na in de hoofden van niet
alleen de leraren voor de klas. ‘Hun’, daar komt
ie weer. Hun hebben het al zo moeilijk. Vele nieuwsgierige nieuwkomers
in dit land komen snel in botsing met de landstaal van onze
eigen luisterdoven. Ik hoor je wel, maar ik luister niet. Of
is het andersom? Van wie ga je Nederlands leren spreken, of
lessen nemen op dit gebied. Met wie durf je je eigen taal nog
te spreken. Ben ik zelf wel ‘schipschoon’? De taal
als gedachteloze wegwerpklank wordt achteloos opnieuw geboren.
‘Ik heb zoiets van’ en dan twintig keer in tien
minuten. En van wie heb je dan iets...? Dat wordt er niet bij
gezegd. De bargoense taalschatjes spreken onbegrijpelijke geheimtaal
voor een buitenstaander als ik. De onzijdige lidwoorden schaffen
we af. Net als in het Engels. Weg met dat woord ‘het’.
Dat lijkt me zeker een oplossing.
|